Susanne van Vegten: ‘Bestuurder pak je maatschappelijke rol’

In dit interview spreken we Susanne van Vegten, bestuursvoorzitter bij revalidatiecentrum Merem. We vragen haar naar de grootste uitdaging rondom informatievoorziening in haar organisatie.

Merem is een medisch specialistisch revalidatiecentrum met vijf locaties, verdeeld over Hilversum, Lelystad en Almere. “We verzorgen revalidatie voor volwassenen en kinderen”, zegt Susanne, “het gaat om mensen die door bijvoorbeeld hersenletsel of trauma een beperking krijgen, waardoor ze alles weer opnieuw moeten leren. Vaak zijn er spraakproblemen en loopproblemen, en kunnen ze de normale dagelijkse dingen niet meer doen.” In het revalidatiecentrum werken specialisten samen in een multidisciplinair team, zoals revalidatieartsen, logopedisten, fysiotherapeuten en psychologen.

Vergroot afbeelding
Susanne van Vegten

Wat is bij jullie de grootste uitdaging op het gebied van informatievoorziening?

“Als revalidatiecentrum werk je met veel zorginstellingen samen. Het is een uitdaging om alle gegevens van voorafgaande behandelingen bij elkaar te krijgen. Elke instelling heeft een ander systeem, en veel wordt als pdf verstuurd of soms zelfs nog per post. Dat betekent dat we de data opnieuw moeten registreren om in ons systeem het overzicht te houden.

We missen wel eens data van een patiënt voor een behandeling. De voorgeschiedenis kan van belang zijn. Het helpt wanneer er foto’s of een scan zijn gemaakt, maar voor het opvragen van die gegevens moet je de patiënt om toestemming vragen, en vervolgens moet je dit weer goed onderbouwen om vanuit het ziekenhuis of van de huisarts deze informatie te krijgen. Veel tijd gaat zo verloren in het opvragen van data.”

Denk je dat de NVS kan bijdragen aan een oplossing?

“We hebben in die visie met de verschillende zorgpartijen een stip op de horizon gezet. We werken toe naar een digitale infrastructuur voor de zorg waarin databeschikbaarheid centraal staat. Deze nieuwe digitale infrastructuur voor de zorg in de toekomst hebben we opgeknipt in drie fases. In de eerste fase, waar we de komende vier jaar aan werken, staat het uitwisselen van gegevens centraal.

In de ideale infrastructuur heeft de patiënt al zijn gegevens bij elkaar van de verschillende behandelingen van zijn zorginstellingen. De zorgverlener heeft op het moment dat het nodig is alle relevante gegevens van de patiënt beschikbaar, om de best passende behandeling te geven. Hoe mooi zou dat zijn!”

Wat zijn bij Merem de belangrijkste actiepunten in dat kader?

“We brengen eerst de basis op orde. Door het VIPP-subsidieprogramma hebben we versneld stappen gezet in het digitaal uitwisselen van zorginformatie met de patiënt. De uitwisseling met instellingen onderling blijft een grote uitdaging gezien de diversiteit aan verschillende systemen. Daarom zijn we gestart met onze belangrijkste zorgpartners.

Daarnaast focussen we op het eenduidig vastleggen van data volgens landelijke afspraken, ook wel eenheid van taal genoemd, zodat data herkenbaar en betrouwbaar is als deze (na toestemming) wordt uitgewisseld met patiënt of andere zorginstellingen. Zo zetten we met elkaar kleine stapjes richting die uiteindelijke databeschikbaarheid.”

Heb je een oproep voor andere bestuurders in de zorg?

“De ene regio is hier al verder in dan de ander. Laten we open blijven staan voor de initiatieven van de ander en die hergebruiken. Zodat we uiteindelijk allemaal dezelfde keuzes maken en toewerken naar één infrastructuur voor databeschikbaarheid. Dat betekent over je eigen schaduw heen stappen en met elkaar in gesprek blijven op het moment dat er tegengestelde belangen zijn. En met elkaar bedoel ik zorginstellingen, zorgverzekeraars en VWS.

Je opgave als bestuurder van een zorginstelling gaat over de continuïteit van je eigen organisatie, het blijven van een (financieel) gezonde instelling om de zorg te continueren. Maar je maatschappelijke rol vraagt soms iets meer. Die vraagt dat je investeert in de noodzakelijke digitale infrastructuur om de zorg naar de toekomst toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden, voor Nederland als geheel. Die spagaat, je maatschappelijke rol en je bestuurlijke rol, die matchen niet altijd en dat vraagt om flexibiliteit en lef om die uitdaging toch aan te gaan.”

Wat is jouw persoonlijke drijfveer om dit werk te doen?

“Ik heb een bedrijfseconomische achtergrond en ben mijn loopbaan gestart bij Philips. In een van mijn laatste functies in het managementteam van consumer healthcare heb ik veel gesproken met patiënten, dokters en verzekeraars hoe Philips kon bijdragen aan het verbeteren van de zorg.  Die maatschappelijke opgave om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg te verbeteren, vind ik een vraagstuk dat ertoe doet. Voor mijn ouders, voor mijn kinderen en voor mijzelf. Dat was aanleiding voor mij om over te stappen naar de zorg om daar echt iets te kunnen betekenen.

Elke dag word ik blij van hoe gemotiveerd de zorgmedewerkers zijn om het goede te doen voor de patiënten. Die intrinsieke motivatie is goud. Voor hen zet ik elke dag graag een stapje extra om deze maatschappelijke opgave voor elkaar te krijgen.”